Brillenglazen voor kinderen worden in Nederland doorgaans niet vergoed. Dit is een acuut probleem én een probleem op de lange termijn, omdat slechtziendheid grote impact heeft zowel op de gezondheid, als de leer- en sociale ontwikkeling van kinderen. Weinig te besteden thuis maakt dat ouders de kosten voor een bril niet kunnen opbrengen en kansenongelijkheid toeneemt. Een uitzondering wordt enkel gemaakt in specifieke medische gevallen bij een kleine groep kinderen met hele hoge brilsterkte (refractie). Ook dan wordt een eigen bijdrage van 122 euro voor de glazen verwacht en wordt het montuur niet vergoed (Zorginstituut). VISION 2020 Netherlands (WHO), de Nederlandse Vereniging van Orthoptisten (NVVO), de Optometristen Vereniging Nederland (OVN), het Nederlands Oogheelkundig Gezelschap (NOG) en de Oogvereniging signaleren op basis van een landelijk enquête onder orthoptisten (beroepsgroep die bij uitstek kinderbrillen voorschrijft), dat steeds meer ouders moeite hebben met het kopen van een bril voor hun kinderen. Alle genoemde organisaties pleiten dan ook gezamenlijk voor het in aanmerking laten komen voor vergoeding vanuit de basisverzekering van brillen voor kinderen tot 18 jaar. Als referentie zien wij de tandzorg en hoorzorg die voor kinderen in principe al volledig wordt vergoed. In dat licht is het maatschappelijk onaanvaardbaar dat een essentieel en kosteneffectief hulpmiddel als een bril nog niet vergoed wordt.
Van alle kinderen tot 18 jaar heeft 1 op 5 een bril nodig
In Nederland hebben naar schatting 550.000 kinderen een bril nodig. Dit aantal omvat 20% van alle kinderen tot 18 jaar [1,2], namelijk van ca. 1,5% van alle 3-jarigen tot 38% van de 17-jarigen, wat overeenkomt met recente cijfers voor 6, 9, 13 en 17-jarigen uit de Rotterdam studie. In 2024 leeft naar schatting 5,1% van alle kinderen in armoede. Dit betekent dat ouders of verzorgers van tenminste 28.000 kinderen moeite hebben met de aanschaf van een bril. Kinderen uit gezinnen die net boven het bestaansminimum leven zijn hierin zelfs niet meegerekend. Voor hen is de aanschaf van een bril of de eigen bijdrage van 122 EUR (excl. montuur) waarschijnlijk ook een probleem. Zeker omdat voor kinderen in de groei, vaker een nieuwe bril moet worden aangemeten. Nederlandse orthoptisten schrijven jaarlijks zo’n 200.000 brillen voor aan kinderen tot ca. 10 jaar. Daarnaast hebben optometristen een belangrijke rol hierin en hun onderlinge samenwerking zorgt ervoor dat álle kinderen de oogzorg kunnen ontvangen die ze nodig hebben. Een recente landelijke enquête liet echter een verontrustend resultaat zien. Onder 220 orthoptisten uit het hele land blijkt dat driekwart minimaal maandelijks het vermoeden heeft dat ouders de bril voor hun kind niet kunnen betalen. Een fors aantal komt dat wekelijks of zelfs dagelijks tegen (14%). Ouders geven aan dat een bril te duur is, stellen aanschaf van de bril uit, komen niet terug voor controle met hun kind, of geven aan dat hun kind de bril alleen binnen draagt uit angst dat deze kapot gaat. Dit ontluisterende signaal werd bevestigd in een recente actie bij de Voedselbanken in Apeldoorn en Breda waar brillen bij volwassenen én bij kinderen werden aangemeten en verstrekt door lokale optiekbedrijven.
Kinderen bij een lage brilafwijking al functioneel slechtziend
Wereldwijd is de belangrijkste vermijdbare oorzaak van slechtziendheid het niet hebben van een bril of het hebben van de verkeerde bril, zelfs in een rijk land als Nederland. Dit is niet acceptabel gezien de impact van slechtziendheid en de kosteneffectiviteit van de behandeling. In vele lage inkomenslanden is vanaf de jaren ’90 grootschalig aandacht besteed aan vermijdbare slechtziendheid. In die landen is deze vermijdbare oorzaak inmiddels gereduceerd tot verwaarloosbare proporties. Nederland heeft in 2016 het VN-verdrag Handicap geratificeerd. Daarmee heeft Nederland zich verplicht om de positie van mensen met een beperking te verbeteren. Echter, bij een relatief lage brilafwijking (refractie) van -1,5 is een kind voor het in de verte kijken al functioneel slechtziend volgens criteria van de Wereldgezondheidsorganisatie. Een medische indicatie wordt pas afgegeven voor brillen van een uitzonderlijk hoge sterkte; vanaf +10 voor nabijzien of –6 voor vertezien. In het licht van de functionele implicaties van slechtziendheid ook bij lagere brilsterktes lijkt dit volstrekt willekeurig. Daarnaast geven kinderen die een (nieuwe) bril nodig hebben ook geregeld hoofdpijn- en duizeligheidsklachten aan. Slecht zien betekent ook vaker vallen.
Kansenongelijkheid door brilarmoede
Vermijdbare slechtziendheid door ‘refractie-armoede’ (ook wel ‘brilarmoede’ genaamd) werkt versterking van kansenongelijkheid in de hand. Ouders met voldoende middelen kunnen de kinderbrillen uit eigen middelen betalen. Ouders in armoede kunnen dit niet. De kansenongelijkheid betreft de leerontwikkeling [3], maar ook de fysieke en de sociale ontwikkeling. Kinderen kunnen minder goed meekomen in de klas, op het schoolplein en op de sportclub. Op latere leeftijd kan dat leiden tot ongelijke kansen op de arbeidsmarkt. Voor de (maatschappelijke) ontwikkeling en gezondheid van kinderen is het daarom essentieel dat zij toegang hebben tot de juiste bril. Orthoptisten gaven in de enquête aan dat de gevolgen van het niet hebben van een bril kan leiden tot
het ontstaan van een lui oog, toename van bijziendheid, scheelzien en blijvende slechtziendheid. Ondanks dat velen de weg van liefdadigheid niet weten te vinden, is bij de kinderfondsen een recordaantal aanvragen gedaan in 2023 voor financiële steun bij het betalen van kinderbrillen. De belangenorganisaties die deze brief ondertekenen vinden dat kinderen voor hun ontwikkeling en
gezondheid niet afhankelijk horen te zijn van liefdadigheid.
Aanpak refractie-armoede in het buitenland
De NVVO heeft via de International Orthoptics Association en de Orthoptistes de la Communautée Européenne geïnformeerd naar de vergoedingen van kinderbrillen in het buitenland. Het probleem van ‘refractie-armoede’ onder kinderen werd herkend door Noorwegen, Spanje, Verenigde Staten, Zwitserland en Canada. De NVVO concludeert dat in veel landen de bril geheel of gedeeltelijk wordt vergoed, vaak met een leeftijdsgrens van 18 à 19 jaar en de vergoeding is veelal jaarlijks of tweejaarlijks. In Noorwegen, Zweden, Denemarken, Verenigd Koninkrijk en België is de sterkte van de bril medebepalend voor de vergoeding. In Zweden en Noorwegen is de vergoeding hoger naarmate de brilsterkte hoger is. België heeft een gedeeltelijke vergoeding per glas voor alle kinderen tot 18 jaar. Spanje ontwikkelt momenteel een regeling.
Verzoek aanpak refractie-armoede in Nederland
De onderstaande belangenorganisaties willen graag benadrukken dat toegang tot een goede bril van cruciaal belang is voor kinderen in Nederland en onmisbaar is voor gelijke kansen in de maatschappij. Met een goed toegankelijke regeling en volledige vergoeding van de kosten verbeteren de kansen voor kinderen die achterstand oplopen, omdat het gezin zich geen bril kan veroorloven. Het uitdrukkelijke verzoek is dan ook om kinderbrillen in de basisverzekering op te nemen.
We kunnen ons voorstellen dat er vragen zijn over de omvang van het vraagstuk en hoe we dit het beste kunnen aanpakken. Graag willen wij hierover op korte termijn met u in overleg.
- Prof. dr. Ruth van Nispen, voorzitter WHO-projectgroep VISION 2020 Netherlands
- Mevr. Mieke van Genesen, voorzitter Nederlandse Vereniging van Orthoptisten (NVVO)
- Drs. Sonja Zinken, voorzitter Optometristen Vereniging Nederland (OVN)
- Prof. dr. Hans Vingerling, voorzitter Nederlands Oogheelkundig Gezelschap (NOG)
- Drs. Luuk Jan Boon, directeur Oogvereniging
Deze brief is in juni 2024 verzonden naar het Ministerie van VWS
Referenties
1. Iyer V, Enthover CA, Van Dommelen P, Van Samkar A, Groenewoud JH, Jaddoe VVW, Reijneveld SA, Klaver CCW. Rates of spectacle wear in early childhood in the Netherlands. BMC Pediatrics 2022;22:409.
2. Czepita D, Zejmo M, Mojsa A. Prevalence of myopia and hyperopia in a population of Polish schoolchildren. Ophthalmic Physiol Optics 2007;27:60-65.
3. Hopkins S, Narayanasamy S, Vincent SJ, Sampson GP, Wood JM. Do reduced visual acuity and refractive error affect clasroom performance? Clin Exp Optom 2020;103:278-285.